Beschermd gebied Bjønnestille

Het bos rondom Follsjø is de laatste jaren veelvuldig in de media besproken, meest recentelijk als het antwoord van het dennenbos op "Jurassic Park". Notodden is een bosbouwgemeente en in het gebied wordt al eeuwenlang aan bosbouw gedaan. De laatste jaren zijn er steeds meer biologen naar het gebied gekomen, waar ze soorten hebben ontdekt waarvan men dacht dat ze waren uitgestorven.

Uitzicht op bergen, bos, water, meer Bolkesjø, Follsjø, Notodden, Telemark, Noorwegen. Uitzicht op de bergen voor het bosmeer

In het midden van de foto ligt Bokkeryggen, dat een stuk van Bolkesjø naar Follesjø loopt. Het water rechts is Bokke. Foto: Reidun Grønstøl

De vrijwillige beschermingsregeling werd in 2004 ingevoerd. De regeling was een door boseigenaren voorgestelde oplossing om het voorheen hoge niveau van conflicten tussen de autoriteiten en boseigenaren in verband met de instelling van nieuwe beschermde gebieden te verminderen. De regeling houdt in dat de boseigenaar zelf bosgrond ter bescherming aanbiedt. Als het gebied natuurlijke en milieukwaliteiten heeft waar de natuurbeschermingsautoriteiten interesse in hebben, kan de procedure doorgaan.

Het gebied Bjønnestille ligt op de hellingen richting Follsjø aan de oostkant van het meer. Het gebied werd op 17 december 2021 door het Storting in een beschermingsbesluit aangenomen. Als onderdeel van het beschermingsproces heeft Sigve Reiso in Bioforsk namens de staatsbeheerder van Vestfold en Telemark een beschermingsplan opgesteld. Hier wordt het gebied als volgt beschreven;

Bjønnestille beslaat een middelgroot gebied dat voornamelijk bestaat uit oudere en door brand aangetaste laaglanddennenbossen, in een regio die voor dit type bos erg belangrijk is. Dennen zijn de meest voorkomende boomsoort in het gebied. Langs beken, kloven en ravijnen groeien iets meer sparren. Verder komen in het dennenbos veel berken en jeneverbessen voor, en op sommige plaatsen ook espen, lijsterbessen en wilgen. Sleedoorn staat in sommige vochtige gebieden. Het topgebied en de bovenste hellingen herbergen een mozaïek van schrale korstmos-, heide- en bessenheidebossen, afgewisseld met jonge bestanden van slecht ontwikkelde, hoge, meerjarige bossen. De lagere en steilere hellingen richting Follsjåveien omvatten ook heidebossen met heidebessen, gecombineerd met seizoensgebonden vochtige grond, in een mozaïek van bossen met pijnbomen en bos met bosbessen. Hier worden vaatplanten als zwarte erwt, blauwe hyacint, brede weegbree, nachtschade, gevlekte varkensoor, bloedooievaarsbek en blauwe wikken aangetroffen, wat wijst op een rijke bodemgesteldheid. Het grove dennenbos is geclassificeerd als rode lijst onder het type krijt en het grove dennenbos (kwetsbaar - VU).

De kerngebieden (5 grenzen) herbergen zwak ontwikkeld natuurlijk bos, waarbij zwak gemengd bos met verspreide oudere bomen en elementen van zowel staand als liggend vers dood dennenhout typerend is. Op sommige plaatsen worden keloe-elementen aangetroffen. De continuïteit van dood hout lijkt in het geïsoleerde beschermingsvoorstel zwak. Zowel keloe-elementen als oude bomen in het onderzoeksgebied vertonen sporen van eerdere bosbranden. Een kleiner veld ten noorden van kerngebied 5 bevat ook sporen van een recentere brand (10-15 jaar oud). Andere belangrijke sleutelelementen voor de biodiversiteit zijn de verspreide oude berken en ratelpopulieren in het dennenbos, evenals de oude zuildennen.

In de kerngebieden komen verspreid natuurlijke bossoorten voor die kenmerkend zijn voor het gebied. Hieronder vallen zowel warmteminnende laaglandsoorten, aan brand gerelateerde soorten als de meer wijdverspreide soorten uit natuurlijke bossen. Typische laaglandsoorten zijn onder meer de schorskever Orthotomicus longicollis (RE) op hout, de pissebedden Cixidia lapponicus en Cixidia confinis (VU) op dood dennenhout, de houtwormmot (EN) op oude berken en de schimmel Roesthuid (VU) op dood dennenhout. Ook grove zuilvormige korstmossen zijn een typisch element in laaglanden. Hierbij werden de korstmossoorten smalkopnaald (VU) en roze polmos (VU) aangetroffen. Algemenere natuurlijke bossoorten die bij de den horen, zijn onder meer lichte en donkere vuurstoppel (beide VU), evenals tyrinnaalden (NT), glanzende naalden (NT), dennenschubben (NT), wortelnaalden (NT) en haagbeuk (NT). Van de overige soorten zijn ook de signaalsoorten dennenspecht en okerporiënspecht in het beschermingsvoorstel opgenomen. Bjønnestille behandelt verschillende tekortkomingen op het gebied van bosbescherming. Het hele gebied draagt bij aan het algemene gebrek aan laaglandbos. Binnen delen van de kerngebieden ook voor biologisch oerbos. Tot de schaarse habitattypen/verantwoordelijke typen behoort ook het oude dennenbos. De totale tekortkoming wordt als hoog beschouwd.

In 2016 besloot het Storting dat 10% van de bossen in Noorwegen beschermd moest worden. Na een beschermingsbesluit in het Storting op 17 december 2021 is meer dan 5,1% van alle bossen beschermd, en iets meer dan 3,8% van de productieve bossen.

Vorig
Vorig

Van varkensstal tot sauna

Volgende
Volgende

Badkamer en keuken in de schuur op Jonrud